BEGUNSTIGING, v. (-en), het voortrekken van den een boven den ander; gunst; bescherming;
— onder begunstiging van mooi weer, begunstigd door;
— strafbare begunstiging, (rechtst.) zich opzettelijk voordeel verschaffen of trachten te verschaffen uit eens anders misdrijf, b. v. het koopen, inruilen, in pand nemen van gestolen goederen enz.