DUS, voegw., bw., dat eene gevolgtrekking inleidt (al of niet met de rechte woordschikking): de driehoek is gelijkzijdig, dus zijn de hoeken (dus de hoeken zijn, de hoeken zijn dus) zestig graden;
—, bw. op deze wijze, aldus dus sprak de held, terwijl hij zijne speer drilde.