BEGROOTEN, (begrootte, heeft begroot), ruw opgeven hoe hoog waarschijnlijk de uitgaven zullen beloopen; (onkosten, eene ruimte, een afstand) voorloopig berekenen een werk begrooten; de (on)kosten begroot ik op honderd gulden;
— bij schatting bepalen het aantal dooden begroot men op meer dan duizend;
— (gew.) dat begroot mij te veel, dat komt mij te duur uit;
— dat begroot mij om hem, ik ben met hem begaan;
— (gew.) zich begrooten (met iets), iets nemen, waarop men geen recht heeft: zou hij zich daarmee willen begrooten ?