o. (geneesk.) eene soort van koudvuurachtige roos, gevolg van het gebruik van moederkoornhoudend roggemeel; inz. in de M. E. zeer gevreesd; bij epidemieën in de 11e eeuw beweerde men dat het gebeente van Sint-Antonius wonderen van genezing wrochte;
— zekere ziekte onder jonge varkens.