Afwringen (wrong af, hoeft afgewrongen), met sterke krachtsinspanning om draaien en zoodoende losbreken den knop van een stok, den grendel van eene deur, de horens van een ossekop afwringen;
— (veroud.) iem. het hart afwringen, hem zeer veel hartzeer berokkenen, (ook) hem dooden;
— iem. iets afwringen, hem dwingen het te geven of te doen (sterker dan afdwingen, afpersen): een woekeraar die den ongelukkige zijn geld afgeperst, ja afgewrongen had;
— iem. eene belofte, zijne toestemming enz. afwringen;
— iem. een geheim afwringen, hem dwingen het te openbaren;
— (w. g.) met sterke krachtsinspanning loswerken en verwijderen van eene plaats waar het vastzit;
— (nat waschgoed, dat gewrongen, uitgewrongen moet worden) geheel en voldoende uitwringen, alles af doen wat er te wringen valt: al het natte goed moet eerst afgewrongen worden;
— zich afwringen, (w. g. dicht.) zich naar beneden wringen; zich wringend en draaiend met moeite en inspanning een weg naar beneden banen het water wringt zich mijlen breed nu van den rotswand af. AFWRINGING, v.