Gepubliceerd op 31-08-2018

AFWISSELING

betekenis & definitie

Afwisseling v. (-en), de beurtelingsche opvolging of onderlinge wisseling, met het bijdenkbeeld, dat de zaken onderling verschillen: afwisseling van ernst en boert; de maand Maart met hare gehate afwisseling van sneeuw, storm en regen;

— gedurige of gestadige afwisseling, zich telkens of regelmatig herhalende; (men zegge niet bestendige afwisseling voor gestadige, voortdurende afwisseling);
— inz. wanneer uit de wisseling verandering of verscheidenheid ontstaat: door afwisseling van woorden de eentonigheid van den stijl vermijden;
— onder afwisseling van feesten en vermakelijkheden, van het eene feest met het andere, en van de eene vermakelijkheid met de andere;
— een leven zonder eenige afwisseling, zeer eentonig leven;
— de verandering die in iets voorvalt door de beurtelingsche opvolging of onderlinge wisseling van verschillende omstandigheden, wisseling: de gedurige afwisselingen van het weder; de afwisselingen van ons lot, in verdriet en vreugde, in bang geween en vroolijk gejuich;
— eene opeenvolging van verschillende elkander beurtelings vervangende zaken, als eene aaneengeschakelde reeks, als een geheel beschouwd: mijn leven is eene afwisseling van de grievendste rampen en het zuiverste geluk;
— verandering in den aard of de wijze van iets, verscheidenheid afwisseling geeft smaak aan het genot; natuurtooneelen, rijk in verscheidenheid en afwisseling; afwisseling brengen, aanbrengen, teweegbrengen, veroorzaken enz. {in iets); afwisseling bijzetten, verschaffen, geven enz. {aan iets);
— ter of tot afwisseling, om de eentonigheid weg te nemen, ter wille der verscheidenheid;
— voor de afwisseling, om eens iets anders te doen, te zeggen enz. en daardoor eentonigheid te voorkomen, voor de variatie;
— eene verandering of verscheidenheid in bezigheden of voorvallen, iets dat de eentonigheid wegneemt: aangename afwisselingen die het eentonige van de reis breken;
— eenige, weinig, minder, veel, meer enz. afwisseling, eene mindere of meerdere mate van verscheidenheid in bezigheden of voorvallen;
— de verscheidenheid van inhoud, vorm of behandeling waardoor een kunstwerk voor eentonigheid behoed wordt en een behaaglijken indruk maakt: een romantisch drama, vol leven en beweging, vol afwisseling en ontzetting;
— (als kunstterm in de beeldende kunsten) de verscheidenheid in eene versiering aangebracht, bij het meermalen herhalen van een zelfde versiersel.