Gepubliceerd op 24-02-2020

Afvoeren

betekenis & definitie

Het begrip afvoeren heeft 3 verschillende betekenissen:

1. afvoeren - Afvoeren (voerde af, heeft afgevoerd), zie AFVOEDEREN.

2. afvoeren - Afvoeren (voerde af, heeft afgevoerd), naar elders voeren of geleiden (inz. gevangenen en krijgslieden): men voerde de gevangenen (van) de markt af; het vee moet om twee uren (van) de markt afgevoerd zijn;
— af- en aanvoeren, van en naar eene plaats voeren, doen vertrekken en naderen, (zaken) wegvoeren en aanbrengen;
— van een bepaald punt wegvoeren, wegbrengen zij ijlde de allee van oranje-boomen door, die haar van den jonkman afvoerde; dat pad voert u van de stad af;
— naar beneden voeren of geleiden de bevelhebber voerde zijne troepen van de hoogte af; de herder voerde zijne schapen den heuvel af; (flg.) nieuwsgierigheid en belangstelling zou hem zeker met vroolijke drift de vreemdsoortige trap hebben afgevoerd; ook wij sloegen een vrij steil zijpad in dat ons in weinige minuten den berg afvoerde;
— naar elders vervoeren, overbrengen;
— afdrijven, uit den koers drijven: daar men gedurende den nacht de St.-Paulus-Rots moest passeeren en door den harden stroom wel iets westelijker kon zijn afgevoerd;
— af- en aanvoeren, wegvoeren en aanbrengen;
— (van personen in betrekking tot een lichaam of eene vereeniging waartoe zij behooren) iem. van de ledenlijst afvoeren, zijn naam op de ledenlijst schrappen;
— stroomafwaarts voeren de kolen worden met schepen den Rijn afgevoerd; het hout wordt in vlotten de rivier afgevoerd;
— doen afstroomen, ergens heen laten afloopen het water wordt door eene sloot of greppel afgevoerd;
— in den stroom meevoeren, stroomafwaarts voeren die gele kleur heeft men toe te schrijven aan de ijzerstof welke de rivieren afvoeren.

3. afvoeren - Afvoeren (voerde af, heeft afgevoerd), (kleedingstukken) geheel, of alle met de noodige voering bekleeden ge moet eerst den rok en het vest afvoeren. AFVOERING, v.

< >