Gepubliceerd op 31-08-2018

AFVISSCHEN

betekenis & definitie

Afvisschen (vischte af, heeft afgevischt), iem. de paling afvisschen, hem ontstelen door ze in zijn vischwater te vangen en te behouden;

maken dat hij ze niet vangt, door hem te voorkomen en ze zelf te vangen gij zijt vandaag bijzonder gelukkig; ge vischt ons de beste paling af, vangt ze ons voor den neus weg;
— (een vischwater) het al visschende langs gaan, van het eene einde tot het andere; het uitvisschen, zoodat men de meeste visch eruit wegvangt wij hebben het heele water afgevischt, maar niet veel bijzonders gevangen;
— (een water) het overal met baggernetten, dreggen, haken enz. langs gaan, zoekende naar een voorwerp of een persoon waarvan men weet of vermoedt dat zij daar in het water gevallen zijn; geheel doorzoeken, vgl. afdreggen: er worden twee kinderen vermist; reeds hebben de ongeruste ouders de grachten laten afvisschen, doch tevergeefs;
— gedaan maken met visschen. AFVISSCHING, v.

< >