Afstuiven (stoof af, is afgestoven), (van stof, zand enz.) van eene plaats wegstuiven, door den wind weggedreven worden: bij den laatsten storm is hier vrij wat zand van de duinen afgestoven;
— daar kan wel wat op afstuiven, daar kan wel een klein voordeeltje op overschieten;
— (van zandheuvels of duinen) door het wegstuiven van zand allengs lager of kleiner worden: de duinen stuiven hier dagelijks af;
— door den wind weggedreven worden, afvliegen en wegwaaien: het waaide zoo hard, dat de bladeren van de boomen afstoven;
— onder ’t nedervallen door den wind verstrooid worden en stuivend nederkomen: de goot werd schoongemaakt en de bladeren stoven van het dak af; het water stuift van den bergtop af;
— plotseling wegwaaien: daar kwam opeens een rukwind, en daar stoof mij de hoed van het hoofd af;
— zich snel verwijderen, wegsnellen: zoodra de soldaten aanrukten, stoof het volk van de markt af (of de markt af); ik gaf hem een duw, dat hij van de kamer afstoof;
— op iem. of iets afstuiven. onstuimig of driftig recht op iem. of iets toesnellen;
— in onstuimige of driftige vaart zich naar beneden spoeden: de trappen afstuiven; de jongens stoven van den Blinkert af; de ruiters stoven den heuvel af;
— (gemeenz.) die kachel stuift erg af, straalt veel warmte af;
— (Zuidn, afstuiven = afstoffen; dit gebruik is niet te billijken.) AFSTUIVING, v. (-en).