Afstuiten (stuitte af, is en heeft afgestuit), zijwaarts stuiten, in eene andere richting voortgaan: de bal stuitte op den paal af;
— (van kogels, pijlen, steenen, zwaarden, bijlen, enz.) bij het raken van een voorwerp er niet in doordringen, maar zonder schade of letsel te veroorzaken, zijwaarts stuiten: de kogel stuitte op zijn degenknop af; de pijl stuitte tegen het harnas af; (fig.) gij hebt de kracht uwer woorden zien afstuiten op de wapenrusting Gods die mij dekt;
— (fig.) elke poging stuitte af als op een ondoordringbaar harnas, elke poging was geheel vruchteloos;
— (van personen) bij een aanval op iem. of iets stuiten, en zooveel weerstand ondervinden dat men af moet deinzen;
— (van waterstroomen, vloeden, stormen, winden enz.) door de kracht van een voorwerp dat aan hunne beweging weerstand biedt, zijwaarts gedreven worden zonder schade aan te richten;
— (van licht en geluid) teruggekaatst worden;
— bedrogen stuit de blik op wal en weerstand af, kan niet verder doordringen;
— (fig.) (van pogingen die men aanwendt om een doel te bereiken, of wel van handelingen, gezegden enz. die als pogingen om iets te bewerken worden voorgesteld): op iets afstuiten, in iets een onoverkomelijken weerstand, eene afdoende belemmering ondervinden, waardoor zij voorgoed verijdeld worden en alle uitwerking missen: zijn herhaalde tranen en smeekingen stuitten op haar standvastigheid af als op eene onbeweeglijke rots; de laster stuitte af op zijne deugd;
— op iem. of iets afstuiten, iem. of iets treffen, na van een ander persoon of een ander voorwerp teruggestuit te zijn;
— (w. g. fig.) (van handelingen, bemoeiingen, zorgen enz.): op iem. afstuiten, op hem nederkomen, t. w. nadat anderen ze van zich afgeschoven hebben: het stuit alles maar op mij af; hij laat alles op zijn vriend afstuiten, op hem aankomen;
— (van personen, voorwerpen of onstoffelijke begrippen die voorgesteld worden als iets dat dreigend aankomt) ze stuiten in hunne vaart, afweren: geen weerstand stuit hem af; de vloed scheert weg al wat hem afstuit;
— (afstuitende adeltrots, geur, enz. in den zin van terugstootend, afkeer of tegenzin wekkend verdient geene aanbeveling). AFSTUITING, v.