Gepubliceerd op 30-08-2018

Afschreeuwen

betekenis & definitie

AFSCHREEUWEN, (schreeuwde af, heeft en is afgeschreeuwd), (scherts, fig.) iem. de ooren van ’t hoofd afschreeuwen (of enkel schreeuwen), zóó luid of zóó lang schreeuwen, dat hem hooren en zien vergaat;

— zich de keel afschreeuwen, zóó hard of zóó lang schreeuwen, dat men als ’t ware zijne keel, het vermogen om te spreken, verliest;
— zóó hard schreeuwen, dat het geluid op zekeren afstand reikt, op dien afstand gehoord wordt: ge kunt onmogelijk die geheele laan af schreeuwen;
— wat (vrij wat, enz.) afschreeuwen, veel of hard schreeuwen;
— (van personen die zich in de hoogte bevinden) iets aan iem. die beneden is, toeschreeuwen : de werklieden op het dak der kerk schreeuwden hun makkers iets af;
— zich afschreeuwen, zich erg vermoeien door hard of lang te schreeuwen : ik heb mij afgeschreeuwd, maar geen mensch hoorde mij; het kind was letterlijk afgeschreeuwd, zoodat het eindelijk van vermoeidheid in slaap viel.

< >