Gepubliceerd op 06-12-2018

SCHREEUWEN

betekenis & definitie

SCHREEUWEN - (schreeuwde, heeft geschreeuwd), een hard keelgeluid geven, krijschen ; hard roepen ; zeer luide spreken ; iem. iets in ’t oor schreeuwen; schreeuw zoo niet, ik ben niet doof;

— moord en brand schreeuwen, schreeuwen als een mager varken, vreeselijk schreeuwen;
— om hulp, om brood schreeuwen;
— langs de straat schreeuwen, om zijne koopwaren aan te prijzen of uit baldadigheid ;
— dat is geen zingen, dat is schreeuwen; velen schreeuwen over zaken, waar zij geen verstand van hebben om over te spreken, te redeneeren ; zich moede, heesch, schor schreeuwen ;
— schreien : dat kind schreeuwt nacht en dag: het scheelt zeker iets ; zich in slaap schreeuwen;
— luid roepen (van vele dieren): de pauw schreeuwt iederen avond voor het roesten;
— (fig.) die misdaad schreeuwt tot God, roept om wraak;
— iedereen schreeuwt over die onrechtvaardigheid, keurt ze ten hoogste af ;
— uitvaren, tieren: deze predikant schreeuwt, raast en tiert meer dan hij preekt; bij de minste oneenigheid schreeuwt hij als een razende;
pochen, opsnijden: hij schreeuwt wel, maar hij doet niet veel;
— (van kleuren) scherp tegen elkander afsteken, waarbij het oog onaangenaam getroffen wordt: die kleuren schreeuwen tegen elkander. SCHREEUWING, v.