Gepubliceerd op 30-08-2018

Afschepen

betekenis & definitie

AFSCHEPEN, (scheepte af, is en heeft afgescheept), (goederen, inz. koopwaren en ook pers.) inschepen en wegzenden: er is in den laatsten tijd weinig turf afgescheept;

— (veroud, bijb.) zich te scheep van eene plaats verwijderen, vandaar afvaren;
— (fig.) iem. afschepen, hem met een bits bescheid of onder eenig voorwendsel van zich afzenden; hem nopen om onverrichter zake af te trekken;
— zich niet laten afschepen, zich niet met een kluitje in het riet laten sturen.