AFSCHADUWEN, (schaduwde af, heeft afgeschaduwd), (w. g.) de schaduw van een voorwerp opvangen, natrekken en het zoo afschetsen;
— (w. g.) zeer onvolkomen afschetsen, beschrijven : het lijden van de vrouwen der Boeren in de concentratiekampen kon men slechts afschaduwen, niet beschrijven;
— (fig.) (zichtbare en onzichtbare dingen) er eene gebrekkige zinnebeeldige voorstelling van geven : naar het gevoelen van vele godgeleerden moesten de offeranden, in het Oude Testament voorgeschreven, dienen om den dood van Christus af te schaduwen;
— de schaduw van iets op eene teekening aanbrengen;
— zooveel als noodig is schaduwen : eene blokteekening afschaduwen