bn. bw. (-er, -st), niet volkomen, niet volledig: in onvolkomen vorm;
— (sprk.) onvolkomen klinkers, die onvolkomen worden uitgesproken, doordien de in dezelfde lettergreep onmiddellijk volgende consonant belet dat hun de volle eisch wordt gegeven;
— onvolkomen verleden tijd, tegenwoordig gewoonlijk onvoltooid genoemd;
— (nat. hist.) onvolkomen gedaanteverwisseling;
— onvolmaakt: de onvolkomenste mensch.