AFPLUNDEREN, (plunderde af, heeft afgeplunderd), (ook AFPLONDEREN, in ongemeener vorm), (eene landstreek) vijandelijk afloopen en overal van de bewoners hunne roerende goederen wegrooven : het land werd deerlijk afgeplunderd;
— een boomgaard afplunderen, er al de vruchten van wegkapen;
— iem. zijne have afplunderen, ze hem ontrooven door zijn huis of land te plunderen. AFPLUNDERING,v.