Wat is de betekenis van Plunderen?

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

plunderen

plunderen - regelmatig werkwoord uitspraak: plun-de-ren 1. met geweld leegroven of kapot maken ♢ de soldaten plunderden de streek waar ze doorheen kwamen 1. de ijskast plunderen [alles wat eetbaar...

2024-04-24
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

plunderen

(plunderde, heeft geplunderd), (i.h.b.:) wederrechtelijk leeg plukken (vruchtboom). Jos hield erg veel van boomkllmmen. Zo kwam het eens voor dat ze zo druk bezig was met het plunderen van de olijfboom van de school, dat ze niet eens de bel hoorde (BN 120: 54; 1980).

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Plunderen

v., plonderje, plunderje; (doen verarmen), út)rûpelje, (út)strûpe.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plunderen

(plunderde, heeft geplunderd), roven, stelen, als buit meenemen, resp. beroven, alles weghalen uit: de stad werd geplunderd; de soldaten plunderden drie dagen lang; — (oneig.) ontdoen van de inhoud of van wat er aan zit: die kerseboom is letterlijk geplunderd, er zit nagenoeg niets meer aan; — voor die zieke heb ik mijn...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

plunderen

plunderde, h. geplunderd (roven, alles weghalen, stelen); vero.: fig. een dichter plagiaat plegen.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

plunderen

(plunderde, heeft geplunderd) 1. alles weghalen, stelen, roven: -de dievenbenden. 2. buitmaken: de soldaten plunderden drie dagen lang. 3. uit iemands geschriften overnemen zonder daarvan melding te maken: een schrijver -.

2024-04-24
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Plunderen

van ’t oude plunder, dat kleeding, huisraad bet.; als denominatief wil het woord dus zeggen: de kleeding, ’t huisraad wegnemen, vooral door soldaten; de afleiding heeft hier nl. zoog. „beroovende” (privatieve) kracht, zooals in villen (= ’t vel wegnemen), schillen, ragen, enz. In het Middelned. bestond ook plunde of pl...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

plunderen

(plunderde, heeft en is geplunderd), roven, stelen, als buit meenemen, resp. beroven, alles weghalen uit, het zich wederrechtelijk toeëigenen: de soldaten plunderden drie dagen lang; (oneig.) ontdoen van de inhoud of van wat eraan zit: die struik is door de spreeuwen letterlijk geplunderd, er zit nagenoeg niets meer aan; (fig.) een schrijver &...