Gepubliceerd op 30-08-2018

Afploegen

betekenis & definitie

AFPLOEGEN, (ploegde af, heeft en is afgeploegd), (een akker) dien in die richting ploegen, dat men, aan de kanten beginnende, de aarde buitenwaarts (en dus van het midden af) omwerpt, het tegenovergestelde van aanploegen, waarbij men op het midden van den akker begint;

— door ploegen van iets anders afscheiden : de wortels van een boom afploegen, met den ploeg daarvan afsnijden;
— hij wil een stuk van dien akker afploegen (door beploeging afzonderen) en aan den naastliggenden aantrekken;
— iem. een deel lands afploegen, het hem ontvreemden, afhandig maken door het aan zijn eigen akker aan te ploegen, het er met den ploeg aan te trekken;
— in hoeveel tijd kunt ge dat land af ploegen ? geheel en al ploegen;
— gedaan maken met ploegen : hebt ge dl afgeploegd ? dan zijt ge verder dan ik;
— zich afploegen, (menschen en trekbeesten) zich afmatten door lang achtereen te ploegen : hij heeft zich gisteren zoo af geploegd, dat hij niet meer kon;
— een af geploegd paard, door ploegen afgemat en meestal daardoor van weinig waarde. AFPLOEGING, v. (-en).

< >