AFMAKER, m. (-s), (in de walvischv.) de persoon die den walvisch afmaakt, ook kapper, bank- of strandsnijder genoemd;
— vilder, slachter;
— (diamantslijperij) het werktuig waarmede men den diamant die gesneden moet worden, vasthoudt om dien met den meesnijder te bewerken en zoodoende te voltooien, meer gewoonlijk opsnijder genoemd;
— , (w. g.) een gezegde of een woord waarmee men zich van eene zaak afmaakt, gewoonlijk dooddoener;
— ook een persoon die vlug, beslist handelt. Afmaker{ tje, o. (-s).