dooddoener
(1927) (Barg.) klap, oplawaai. • Me niet anroake, sjuffert, of ik sel je een doaddoener geife. (Nono: Amsterdammers. 1927)
Marc De Coster (2020-2024)
(1927) (Barg.) klap, oplawaai. • Me niet anroake, sjuffert, of ik sel je een doaddoener geife. (Nono: Amsterdammers. 1927)
Wiktionary (2019)
dooddoener - Zelfstandignaamwoord 1. nietszeggende, algemene opmerking om een discussie voortijdig af te sluiten ♢ De discussie werd beëindigd met de dooddoener dat de waarheid wel in het midden zal liggen. Woordherkomst Samenstellende afleiding van dood en doen met het achtervoegsel...
Paul Frentrop (2001)
Dat is nou een mooi Nederlands woord, vond P. Dat er veel Chinezen zijn, bijvoorbeeld, dat weten we nu wel. Ook als antwoord op de dooddoener kent de Nederlandse taal een mooie uitdrukking. Die klinkt een beetje Chinees: Nou en?
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), argument dat weinig innerlijke waarde heeft, een algemeen gezegde dat in het bijzondere geval niets bewijst, doch waarop moeilijk dadelijk een afdoend antwoord is te geven, machtspreuk: hij wist hem met een dooddoener af te schepen.
Jozef Verschueren (1930)
('do:d) m. (-s) nietszeggend argument of gezegde dat doet zwijgen: iemand met een afschepen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), argument dat weinig innerlijke waarde heeft, een algemeen gezegde dat in het bijzondere geval niets bewijst, maar waarop moeilijk dadelijk een afdoend antwoord is te geven, machtspreuk: hij wist hem met een dooddoener af te schepen.
J. Kramer (1908)
een als bewijs aangevoerde algemeenheid die in het bijzonder geval niets bewijst, doch waarop moeilijk dadelijk een afdoend antwoord is te geven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: