AFGEBROKEN, bn. en bw. (wap.) afgebroken paal, paal die hetzij den boven-, hetzij den benedenrand van het schild niet raakt, maar slechts dicht nadert;
— (veroud.) afgebroken grond, een grond doorsneden van moerassen en plassen;
— afgebroken stijl, kort en bondige stijl waarbij de auteur telkens op een ander onderwerp overgaat;
— afgebroken woorden, niet samenhangend;
— (plantk.) afgebroken gevind, gevind met bij afwisseling kleiner en grooter blaadjes ;
— bw. hij sprak verward, afgebroken, met eene afgebroken stem, in afgebroken woorden.