Gepubliceerd op 30-08-2018

Afdraaien

betekenis & definitie

AFDRAAIEN, (draaide af, heeft en is afgedraaid), eene zijwaartsche richting nemen : hier draait men rechts af; de weg draait hier af;

— een schip draaien, afhouden;
— door draaien van iets anders verwijderen : draai den gasarm wat van den muur af;
— zij draaide het hoofd af, ook wederk.: ik draaide mij van hem af;
— de brug afdraaien, door draaien openen;
— door draaien afscheiden : een vogel den kop afdraaien; den knop van een rotting afdraaien;
— de deur afdraaien, ze afsluiten door het omdraaien van den sleutel;
— (kunstdr.) biljartballen afdraaien, ontdoen van die deelen welke moeten weggenomen worden om ze hun zuiveren vorm te geven;
— draaiend eene zekere hoeveelheid werk volbrengen : die jongen kan al heel wat afdraaien;
— gedaan , maken met draaien;
— iets op de draaibank afwerken;
— (vlasbouw.) vlaszaad afdraaien, door draaien van het kaf zuiveren;
— een deuntje op een orgel afdraaien, door draaien ten gehoore brengen;
— eene plaat afdraaien, bij eene spreekmachine of gramophoon;
— zijne les af draaien, opdreunen, opzeggen;
— (scherts.) hij moet afdraaien, in een genootschap of eene vereeniging eene voordracht of lezing houden.