AFDEELEN (deelde af, heeft afgedeeld), in deelen scheiden die toch in onderling verband blijven bestaan: eene school in klassen, eene maat in centimeters afdeelen;
— (gew.) den erfgenamen een gedeelte der erfenis (waarop ze meestal nog geen recht hebben) geven : die weduwe heeft den kinders den halven boedel afgedeeld.