Gepubliceerd op 29-11-2018

Scheiden

betekenis & definitie

Scheiden - (scheidde, heeft en is gescheiden), afzonderen : het vleesch van de beenen scheiden; het hoofd van den romp scheiden; (fig.) het kaf van het koren, de bokken van de schapen, het kwade van het goede scheiden;

— verdeden, vaneenbrengen : eene kamer door Brabantsche muren, door schotten in tweeën, vieren scheiden; de haren op het voorhoofd scheiden;
— maken dat zij niet vereenigd zijn: de Pyreneën scheiden Frankrijk en Spanje; de Maas scheidt Brabant van Gelderland;
— (fig.) de juiste grens trekken tusschen : veel menschen kennen de lijn niet, die het gepaste van het ongepaste scheidt; den man van de kleeren weten te scheiden;
— (recht.) verwijderen, vaneenbrengen, maken dat zij niet langer vereenigd blijven : twee echtgenooten scheiden, hun huwelijk ontbinden; zich laten scheiden, door het gerecht de scheiding laten uitspreken; van tafel en bed scheiden; wettig gescheiden; (fig.) de dood heeft hen gescheiden, hunne vriendschap doen ophouden;
— twee vechtenden scheiden, van elkander verwijderen;
— een twist scheiden, bijleggen, vereffenen;
— wij zullen gemakkelijk scheiden, onze zaken vereffenen;
— een boedel scheiden, vereffenen en verdeelen;
— (scheik.) ontbinden door smelting, afdrijving, oplossing enz.: het zilver van het koper scheiden; kwikzilver van het zilver scheiden;
— scheuren, vaneenrijten, bersten, splijten, vaneengaan : de bast scheidde zich van den boom; de berg scheidde door eene aardbeving;
— zich afscheiden : van de kerk scheiden;
— uit zijn beroep scheiden, dit neerleggen;
— hij kan van ’t geld niet scheiden, heeft; het te lief om het uit te geven;
— ik kan van ’t boek niet scheiden, met het lezen daarvan eindigen;
— hij kan van zijne sigaar niet scheiden, kan haast niet met rooken eindigen;
— vertrekken, heengaan, verlaten : zij scheiden vrij koel;
— zij konden van elkander niet scheiden, waren te zeer aangedaan, ontroerd enz.;
— uiteengaan: het gezelschap, de vergadering scheidde om 10 uur;
— (spr.) bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen, wanneer het op eene beslissing aankomt, leert men de menschen eerst goed kennen;
— (fig.) uit het leven scheiden, sterven;
— hier scheiden zich onze wegen, gaan uit elkander, niet langer samen (ook fig.);
— de compagnie is gescheiden, ontbonden;
— (scheik.) door de warmte scheidt zich de melk, schift, ontbindt de melk.