Gepubliceerd op 30-08-2018

Aartspriester

betekenis & definitie

AARTSPRIESTER, m. (-s), hoogere priester; hoofd der priesterschap;

— (R.-K.kerk) voornaamste priester bij eene kathedrale kerk, vooral als er geen bisschop was; in ons land tot 1853 titel der 7 priesters aan wie onder den Nuntius het bestuur der R.-K. kerk was toevertrouwd; bij de herstelling der bisschoppelijke hiërarchie zijn de aartspriesters dekenen geworden.
AARTSPRIESTERLIJK, bn. en bw.

< >