Wat is de betekenis van Aartspriester?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aartspriester

aartspriester - Zelfstandignaamwoord 1. voornaamste priester (bij een kathedrale kerk i.g.v. van rooms) Woordherkomst afgeleid van priester met het voorvoegsel aarts-

2024-03-29
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Aartspriester

Aartspriester, titel in de christelijke Kerk die vanaf de 5e eeuw wordt gebruikt; gedragen door de oudste van de priesters, die aan een kathedrale kerk was verbonden. Hoewel hij een hogere wijding had, was hij in ambtelijke bediening lager dan de → aartsdiaken. Vanaf de 9e eeuw beperkte de taak van de aartspriester zich steeds meer tot het terrein...

2024-03-29
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Aartspriester

een in de christelijke kerk voor het eerst in de 5e eeuw voorkomende titel van (waarschijnlijk) de oudste der priesters, die aan een Kathedrale Kerk verbonden waren. In wijding hoger, doch in ambtelijke bediening lager dan de → aartsdiaken. Door de machtsontplooiing van deze laatste beperkte zijn functie zich vanafde 9e eeuw steeds meer tot he...

2024-03-29
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Aartspriester

(Ar’chipres’byter), titel van een kerkelijken waardigheidsbekleeder, die nu grootendeels door dien van deken verdrongen is. Alleen pastoors van een oude parochie krijgen nog wel eens van den paus dezen titel. In Nederland was het de titel van de priesters, die na de Hervorming en de opheffing van de kerkelijke → hiërarchie tus...

2024-03-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

AARTSPRIESTER

Reeds in de M.E. horen wij van A .s in Frl., later zijn het bestuurders van de r.k. kerk in N.Nederland. Na het wegvallen van het gezag van de apostolisch vicaris (1702) enige en hoogste gezagdragers. In Frl. hoofd van de r.k. geestelijkheid, die Frl. in die tijd niet mocht verlaten. Tot 1715 zetelplaats te Lwd. Na de troebelen rond Allardus van H...

2024-03-29
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

AARTSPRIESTER

stond oorspronkelijk aan het hoofd van de aan de kathedrale kerk verbonden geestelijkheid. Later berustte bij hem ook de leiding van de zielzorg in bepaalde centra van het bisdom buiten de bisschopsstad, zodat zijn ambt practisch overeenkwam met dat van de tegenwoordige deken . In de Nederlandse kerkgeschiedenis hebben de aartspriesters een bijzond...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aartspriester

m. (-s), 1. (dicht.) hogere priester; hoofd der priesterschap ; 2. (R.-K. kerk) voornaamste priester bij een kathedrale kerk, vooral als er geen bisschop was; in ons land tot 1853 titel der 7 priesters aan wie onder de Nuntius het bestuur der R.-K. kerk was toevertrouwd ; bij de herstelling der bisschoppelijke hiërarchie zijn de aartspriester...

2024-03-29
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Aartspriester

eeretitel van sommige geestelijken, vroeger titel v/d voornaamsten priester bij een → kathedrale kerk en bij niet-kathedrale kerken van hem, die de macht uitoefende, welke thans den deken toekomt.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Aartspriester

(archipresbyter) was vroeger in de Kath. Kerk, reeds in de 4e eeuw, het hoofd der aan een kathedrale kerk verbonden geestelijken en als zoodanig de plaatsvervanger van den bisschop bij de uitoefening van eeredienst en zielzorg (in het bestuur van het bisdom was daarentegen de aartsdiaken de voornaamste medewerker en plaatsvervanger van den bisschop...