Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zwanger

betekenis & definitie

bn., bevrucht, een kind dragende: een zwangere vrouw; zwanger zijn, in gezegende omstandigheden, in blijde verwachting zijn ; hoog zwanger, na aan het baren toe ; — (fig.) donkere wolken, zwanger van onheil, daarvan vervuld; zij zag de bliksemstralen het zwangere zwerk klieven (Potg.); — van iets zwanger zijn of gaan, het bedoelde als plan in zich omdragen, voornemens zijn het te doen ; de beginselen van het bedoelde in zich dragen.