zwanger
zwanger - Bijvoeglijk naamwoord 1. de toestand waarin een vrouw verkeert wanneer er in de baarmoeder een bevruchting heeft plaatsgevonden Verwante begrippen zwangerschap
Wiktionary (2019)
zwanger - Bijvoeglijk naamwoord 1. de toestand waarin een vrouw verkeert wanneer er in de baarmoeder een bevruchting heeft plaatsgevonden Verwante begrippen zwangerschap
Muiswerk Educatief (2017)
zwanger - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: zwan-ger 1. in verwachting van een kind ♢ zij is zwanger 2. ermee vervuld zijn ♢ de lucht was zwanger van het voorjaar Bijvoeglijk naamwoord...
Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)
In verwachting van een of meer kinderen. Een vrouw is zwanger wanneer in haar baarmoeder een of meer eitjes zijn bevrucht. Na de bevruchting nestelt het eitje zich in de baarmoeder. Het groeit daar verder tot een baby uit. Het kind in de buik groeit zo’n negen maanden lang. Daardoor wordt de aanstaande moeder zelf natuurlijk ook steeds zwaarder. Da...
G. Senger (1985)
Ook mannen kunnen dromen zwanger te zijn. Het kind waarvan zij in verwachting zijn kan zich manifesteren als een denkbeeld, een idee, maar ook als de voltooiing van het proces van innerlijke rijping. Misschien wil uw eigen, unieke persoonlijkheid geboren worden. Bij vrouwen zijn zwangerschapsdromen op dezelfde wijze uit te leggen, behalve als achte...
Dr. E. Schröder (1980)
In plaats van het woord zwanger gebruikt men dikwijls omschrijvingen als: in blijde verwachting, in positie, in gezegende omstandigheden. Blijkbaar rust er een taboe op het woord en dat is begrijpelijk: het drukt immers het resultaat uit van seksuele bedrijvigheid en het seksuele was en is soms nog met taboe beladen. Er is verwantschap met het bijv...
Hans Heestermans (1977)
zwanger - een kind verwachtend, bevrucht. Na omtrent zes maanden dit leeven gevoert te hebben, (begon ik) gewaar te worden, dat ik swanger was. Zeker 'k was daar niet zeer verheugt over; want ik had de gedagte wel, dat het 't zo gemakkelijk niet uit zoude komen, als ’t ’er wel ingegaan was, De Openhertige Juffrouw' 1, 92...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., swier, (heech en) dreech; — zijn, jongwiif, yn ’e bloei, net allinne wêze, (wer) mei moatte, eat ûnder ’e skelk, in stik yn ’e skelk hawwe, in spiker yn 'e foet hawwe, fan 'e baen moatte.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., bevrucht, een kind dragende: een zwangere vrouw; zwanger zijn, in gezegende omstandigheden, in blijde verwachting zijn ; hoog zwanger, na aan het baren toe ; — (fig.) donkere wolken, zwanger van onheil, daarvan vervuld; zij zag de bliksemstralen het zwangere zwerk klieven (Potg.); — van iets zwanger z...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: