v.,
1. de werking der zwaartekracht: de zwaarte doet de lichamen vallen ;
2. het onderworpen-zijn, resp. de mate waarin iets onderworpen is aan de zwaartekracht, gewicht: alle stof heeft zwaarte ; de zwaarte van iets schatten;
3. groot gewicht, zwaarheid: de zwaarte van het toestel maakt het moeilijk te hanteren; ijzer zinkt door zijn zwaarte ;
4. mate waarin iets zwaar is in de bet. 3., stevigheid, sterkte, dikte, afmeting in doorsnede: balken ter zwaarte van 10 x 28 cm ; de zwaarte der bewapening ;
5.subjectieve gewaarwording van druk: een gevoel van zwaarte in het hoofd hebben ;
6. de mate waarin iets zwaar is in fig. zin, het drukkende (van lasten, schulden e.d.), het ernstige : de zwaarte van een misdrijf; — hevigheid enz.