Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schatten

betekenis & definitie

(schatte, heeft geschat),

1. waarderen, de waarde ramen, taxeren: hoe duur schat gij dit huis, deze zijde?; de geschatte waarde van iets; deskundigen hebben de schade geschat op 1000 gulden, begroot; hij wordt op een millioen geschat, men beweert dat hij een millioen rijk is; — zijn meubelen laten schatten, er de vermoedelijke waarde van laten bepalen, inz. in betrekking tot te betalen belasting;
2. ramen in ’t alg., van bedragen, hoeveelheden, afstanden, tijd enz.: de onkosten worden op 25.000 gulden geschat; de hoogte van een schoorsteen schatten; men schat de tijd die voor het herstel nodig is op anderhalf jaar;
3. de in een bepaling genoemde waarde hechten aan, aanslaan; — iets naar waarde, op de rechte prijs schatten, het in zijn waarde erkennen;
4. (germ.) van waarde achten, op prijs stellen: hij wordt door iedereen geschat; een zeer geschat vriend; men schatte hem algemeen wegens zijn verdienstelijke werken over natuurkunde;
5. daarvoor houden, menen, achten: ik schat dit een onwaardeerbaar voorrecht: — (wederk.) zich rekenen: hij mag zich nog gelukkig schatten.