(zondigde, heeft gezondigd),
1. zonde begaan, in strijd met de goddelijke en zedelijke wetten handelen : tegen de geboden Gods zondigen ; hij heeft zwaar gezondigd;
2. (bij uitbr.) een overtreding of misslag begaan; van een voorgeschreven regel afwijken: tegen de welvoeglijkheid zondigen; tegen een taalregel zondigen, die niet in acht nemen.