Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zintuig

betekenis & definitie

o. (-en), elk der organen waardoor prikkels uit de buitenwereld in gewaarwoordingen worden omgezet en waardoor wij kennis van die wereld krijgen : het zintuig van de reuk is de neus; — (oneig.) geen zintuig voor iets hebben, geen gevoel, geen orgaan.

< >