(zeurde, heeft gezeurd),
1. een eentonig, vervelend geluid voortbrengen ;
2. langdurig of telkens op vervelende toon of lastige wijze over iets spreken, veelal om zich te beklagen ofwel om een verlangen te uiten, zaniken: hij zeurt maar over zijn asthma; die kinderen zeuren maar om uit te gaan ; niet zeuren, hoor ! ;
3. (Zuidn.) in het spel bedriegen, niet eerlijk spelen (elders heet dit zuren).