bw.,
1. iedere keer: telkens als ik haar aankijk, lacht zij;
2. herhaaldelijk, ieder ogenblik, aanhoudend, gestadig: ik moest hem telkens zeggen wat alles betekende; telkens en telkens weer.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: