Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Winst

betekenis & definitie

v. (-en), verkregen voordeel, opbrengst boven de bestede kosten, wat men wint: iets met winst verkopen ; die zaak geeft een zuivere winst van 40 gulden in de week ; de rekening van winst en verlies, verrekening van wat men op het een gewannen en op het ander verloren heeft; — de bruto winst, verschil in prijs tussen inkoop en verkoop ; (in ’t alg.) het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven ener zaak ; de netto winst, wat men van de bruto winst overhoudt na aftrek van alle onkosten; — (spr.) eerste winst is korte winst, wat men in het spel hij de aanvang wint, verliest men vaak spoedig weder; — winst baart nijd, voorspoed verwekt afgunst; — (oneig.) voordeel in niet-econ. zin: dit is zuivere winst voor onze partij.