Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Willig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. bereid, genegen: hij was daartoe willig ; — (in pregn. zin) bereid tot geslachtelijke omgang : zij bood willig heur weelde en heur luister (H. de Vries); een willig meisje, los van zeden ; een willige merrie, speels, tochtig;
2. volgzaam, gehoorzaam: willige kinderen ; een willig paard, mak ;
3. gezocht, gewild, aftrek hebbend: de boter iets williger; willige beurs, met hoge koersen ; willige berichten, dat de prijs willig, iets hoger is; de fondsen zijn willig, rijzen;
4. vrijwillig: willige verkoping (tgov. bij executie).