bn. bw. (-er, -st),
1. goed kunnende spreken, fraai en zo dat men indruk maakt, zijn gehoor meesleept: die predikant is zeer welsprekend
2. goed gesproken (geschreven), fraai en overtuigend: een welsprekend betoog; welsprekende argumenten, bewijzen; een welsprekend voorbeeld, dat indruk maakt; een welsprekende stijl.