welsprekend
welsprekend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wel-spre-kend 1. wie goed kan spreken ♢ onze dominee is erg welsprekend 2. goed gesproken of geschreven ♢ hij gebruikte in zijn opstel een welsprek...
Muiswerk Educatief (2017)
welsprekend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wel-spre-kend 1. wie goed kan spreken ♢ onze dominee is erg welsprekend 2. goed gesproken of geschreven ♢ hij gebruikte in zijn opstel een welsprek...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., wolsprekkend, (wol)bispraekt; — zijn, tige sprekke, prate kinne, in tûke prater wêze; niet — zijn, gjin sprekker, prater wêze.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. goed kunnende spreken, fraai en zo dat men indruk maakt, zijn gehoor meesleept: die predikant is zeer welsprekend 2. goed gesproken (geschreven), fraai en overtuigend: een welsprekend betoog; welsprekende argumenten, bewijzen; een welsprekend voorbeeld, dat indruk maakt; een welsprekende stijl....
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (1 goed kunnende spreken; inz. in het openbaar; 2 van woorden, taal enz.: overtuigend): 1 een welsprekend redenaar, bezielend, meeslepend; 2 welsprekende taal; een welsprekend zwijgen; iem. welsprekend verdedigen.
Jozef Verschueren (1930)
(wel’spre:kənt) bn. en bw. (-er, -st) goed, sierlijk en aangenaam kunnende spreken : een redenaar; iemand verdedigen; een zwijgen. Syn. →: welbespraakt.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. goed kunnende spreken, zo dat men indruk maakt, zijn gehoor meesleept: die predikant is zeer 2. overtuigend: een welsprekend betoog.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: