Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vurig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. van den aard van vuur, als vuur lichtend, gloeiend : vurige kolen ; een vurige streep aan de hemel; (volksgeloof) de vurige wagen, vurige landmeters, spookfiguren; — (bijb. zegsw.) vurige kolen op iem.’s hoofd stapelen of hopen (zie Spr. 25 : 22 ; Rom. 12 : 20), hem in een positie van machteloze beschaming brengen (de duiding van deze bijbelplaatsen is onzeker);
2. (oneig.) brandend, stralen schietend, blijk gevend van innerlijk vuur : vurige ogen; iem. vurige blikken toewerpen;
3. (fig.) hartstochtelijk: vurige liefde; een vurig minnaar; vurige kussen ; vurig iets verlangen; een vurig gebed;vurige paarden, vol temperament;
4. brandig: een vurige wonde ;vurige puisten, met rode koppen ; — met huiduitslag : een vurig gezicht;
5. (landb.) vurig koren, door het vuur aangetast;
6. vurig hout, waarin het vuur is.