VREES'LIJK, bn. bw. (-er, -st),
1. vrees verwekkend, angstig: een vreselijk gezicht; een vreselijk onweer; — ontzettend: een vreselijke moord; — (bw.) op angstwekkende wijze: vreselijk om zich heen slaan;
2. (vand.) op heftige wijze, zeer erg: vreselijk te keer gaan ; het stormt vreselijk: — in hoge, zeer erge mate : t is vreselijk duur, goedkoop ; vreselijk veel geld; als tw.: vreselijk, wat is het koud!’,
3. vand. weer als bn., buitensporig, zeer erg of groot: een vreselijk lawaai.