Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Moord

betekenis & definitie

m. (-en),

1 doodslag met voorbedachte rade: een moord plegen, begaan; er is een moord geschied; — daar komt moord en doodslag van, dat zal de ijselijkste gevolgen hebben; — (fig.) hij weet van de moord, hij is op de hoogte, de zaak (of het geheim) is hem bekend; — noodkreet om hulp: moord en brand schreeuwen, vervaarlijk hard schreeuwen; — in een verwensing: ik wou dat je de moord stak, ik wenste, dat je kapot, dood was; — (plat) steek de moord, val dood, stik; — ‘t is een moord, het is vreselijk, verschrikkelijk, het is ijselijk erg;
2. in samenst. in zeer gemeenz. t. gebruikt om een bijzonder hoge waarde te geven: een moordgriet, een verbazend mooie meid.