Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vrees

betekenis & definitie

in hog. st. VREZE, v. (vrezen),

1. ontzag, eerbied : (spr.) de vreze des Heren is het beginsel der wijsheid ;
2. angstig gevoel voor iets dreigends, beduchtheid : iemand vrees aanjagen ; vrees koesteren ; de vijanden verspreidden vrees en schrik; in angst en vrees zitten; vrees voor spoken, voor onweer; een ridder zonder vrees of blaam; gegronde, ongegronde vrees hebben, waarvoor men gronden, geen gronden heeft;
3. gevoel van beduchtheid voor iets onaangenaams of schadelijks dat zou kunnen geschieden, of van afkeer om iem. ongevallig te zijn: uit vrees dat het hem slecht zou bekomen, at hij er niet van ; uit vrees van hem te storen deed hij alles zo stil mogelijk.