v., 1. het verwoesten;
2.het verwoest-worden : daar is verwoesting en verbreking en honger en zwaard (Jes. 51 : 19); wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting (Matth. 24 : 15) ;
3. (-en), geval van verwoesten, het verwoeste, vernieling: de verwoestingen door aardbevingen aangericht, zijn ontzettend;
Sion is een woestijn geworden, Jeruzalem een verwoesting (Jes. 64 : 10).