bn. bw. (-er, -st).
1. in de war, op ongeregelde wijze dooreengemengd : met verwarde haren; een verward geschreeuw ; verward door elkaar liggen ;
2. niet duidelijk of geordend, onhelder : verwarde denkbeelden, verward spreken, denken : een verwarde stijl; — een verwarde zaak, moeilijk te doorzien ;
3. van zijn stuk gebracht, verlegen : door zoveel blijken van belangstelling werd hij verward.