bw.,
1. van de buitenzijde af: in deze bet. ook van buiten;
2. aan de buitenzijde : wij waren in alles verdrukt: van buiten was strijd, van binnen vrees (2 Kor. 7 : 5);
3. zó dat men er geen tekst meer bij nodig heeft, uit het hoofd : iets vanbuiten kennen ; vanbuiten leren.