Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Uitrukken

betekenis & definitie

(rukte uit, heeft en is uitgerukt),

I. overg., met geweld trekkende verwijderen uit: iem., zich de haren uitrukken; — (in ’t bijz.) uit de grond rukken : bomen, planten uitrukken;

II. onoverg., (van troepen en andere korpsen) naar buiten rukken, trekken om dienst te doen : de brandweer rukte uit met veel materieel; de wacht moet uitrukken, onder het geweer komen ; — ruk uit! pak je weg, verdwijn!