Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Troosten

betekenis & definitie

(troostte, heeft getroost), trachten verdriet te lenigen, minder pijnlijk te doen gevoelen, (iem.) opbeuren (door woorden of daden): een zieke troosten; iem. troosten over het verlies van een dierbare afgestorvene; — zich troosten (met iets), zich het genoemde voorhouden en laten strekken tot verzachting van verdriet of teleurstelling, zich tevredenstellen.