o.,
1. zieleleed, hartzeer, kwelling van het gemoed : Gij aanschouwt de moeite en het verdriet (Ps.10 :14); iem. verdriet aandoen, berokkenen, veroorzaken ; van kommer en verdriet sterven ; och, wat een verdriet! gezegd tot een schreiend kind;
2. tegenzin, weerzin: dat doet men met verdriet.