Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pijnlijk

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. pijn lijdende; de zieke is erg pijnlijk; hij is overal pijnlijk; een pijnlijke rug;
2. blijk gevend van pijn: een pijnlijk gezicht zetten; een pijnlijk geluid; hij liep pijnlijk en stijf;
3. lichamelijke pijn veroorzakend: een pijnlijke wonde, operatie;
4. kwelling, smart veroorzakend: dat was erg pijnlijk voor hem; de teleurstelling was erg pijnlijk; iem. pijnlijk vallen;
5. netelig, lastig: een pijnlijke verlegenheid; in pijnlijke omstandigheden verkeren; een pijnlijke stilte;
6. blijk gevend, het gevolg zijnde van smart: een pijnlijke klacht; pijnlijk glimlachen;
7. zwaar, moeilijk: de wandeling werd bezwaarlijk en pijnlijk; een pijnlijk samengeraapt vermogen;
8. overnauwkeurig, uiterst zorgvuldig: een pijnlijke zorg, nauwkeurigheid.