I. (trof, heeft getroffen),
1. raken door slaan of werpen, bep. om letsel toe te brengen, en zowel gezegd van de persoon die het doet als van het voorwerp waarmee het geschiedt: hij trof hem op het hoofd: zijn vuist trof hem in het gelaat; de kogel trof hem in de borst;
ook absol.: zift gij niet getroffen ? — van de bliksem, vaak in de uitdr. als door de bliksem getroffen staan. heftig ontsteld, sprakeloos;
2. (fig.) van hetgeen als door een hogere macht gezonden gedacht wordt, t.w. enig onheil; overkomen: een zware ramp, een groot onheil heeft ons getroffen; de zwaar getroffen ouders: — in een andere zin: aangaan, betreffen: die zinspeling treft u; dit treft u, dit raakt u, hierbij hebt gij belang:
met betr. tot het gemoed: aangrijpen, ontroeren: treffend spreken, zodat men er door aangedaan, ontroerd wordt; getroffen door zoveel eenvoud en kalme berusting;
3. raken in de zin van het gewenste punt of doel bereiken: het doel treffen; vgl. doeltreffend; (spr.) effen is kwaad treffen; je hebt het getroffen, geraden: de juiste keuze treffen, doen; — de juiste toon treffen, aanslaan, zingen, meest fig.: op de juiste wijze spreken, zodat de woorden ,,inslaan”: — de zin der woorden treffen, er het juiste gebruik van maken: — de schilder heeft u goed getroffen; dit portret is goed getroffen, het gelijkt goed;
4. ontmoeten: waar kan ik u treffen?; iem. thuis treffen;
5. in de uitdr. maatregelen treffen, nemen (met gedachte aan juistheid): — een vergelijk. een overeenkomst treffen, aangaan, sluiten;
6. in de uitdr. het treffen, gelukkig, voorspoedig zijn: dat treft hij, dat is een buitenkansje voor hem; ook iron. in omgekeerde zin, pech hebben: je moet het maar treffen: dat treft hij niet, hij is daarmee niet gelukkig; — wij hebben het met die meid nogal getroffen, zij is nogal goed: het ergens slecht treffen, er slecht te land zijn gekomen, slecht uit zijn;
7. (onpers.) op zeker ogenblik gebeuren, vallen, uitkomen: dat treft goed, ook alleen dat treft, dat komt goed uit; —als het zo treft, soms, als het zo uitkomt;
II. o. (-s), (mil.) gevecht op grote schaal, doch van geringer omvang dan een veldslag: te Doornik kwam het tot een bloedig treffen.